Selecteer een pagina

Appelvink | Leefwijze | Voortplanting | Voedsel | Habitat 1

De appelvink (Coccothraustes coccothraustes) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae). Het is de enige vertegenwoordiger van het geslacht Coccothraustes. De appelvink is te herkennen aan zijn typische roep, zijn forse bouw, de witte vleugelvelden en de witte eindband op zijn staart.

Foto’s Nikon P1000 25-04-2019  Vaassen

Klik hier om filmpje te bekijken

Je kunt een unieke afbeelding van de appelvink bestellen

Uiterlijke kenmerken 

De appelvink is een forsgebouwde vinkensoort. Een volwassen vogel heeft een lichaamslengte van 16,5 tot 18 centimeter en een vleugelspanwijdte van 29 tot 33 centimeter. Het gewicht varieert van 46 tot 70 gram, waarbij het mannetje gemiddeld iets zwaarder is dan het vrouwtje. 

Bij deze vechtende mannetjes zijn de witte vleugelvelden duidelijk te zien

De relatief grote kop is oranjebruin met een zwarte kin, keel en teugel. De appelvink heeft een forse, dikke nek met een grijze nekband. De zware, kegelvormige snavel is metaalachtig donkerblauw in de zomer en wordt hoornkleurig in de winter. De korte poten zijn lichtbruin gekleurd.

Op de bovenzijde is het verenkleed donkerbruin op de mantel en wat lichter gekleurd op de stuit en staart. Het uiteinde van de korte, rechthoekige staart heeft een witte eindband. Aan de onderzijde is de appelvink overwegend rossig bruin. De arm- en handpennen van de lange vleugels zijn elk voorzien van een witte vlek in het midden, zodat ze in de vlucht een opvallende witte baan vormen.

De geslachten vertonen slechts weinig sexuele dimorfie. Bij het mannetje is de kop en stuit duidelijk oranjebruin en de onderzijde rossig bruin. Bij het vrouwtje is het verenkleed hier wat valer gekleurd. Ook heeft het vrouwtje minder zwart rond de snavelbasis en zijn de slagpennen grijs gekleurd. Bij het mannetje zijn de slagpennen glanzend zwart. 

De appelvink is een schuwe vogel die gewoonlijk bij de minste verstoring wegvliegt. Hij brengt het grootste deel van de dag door in hoge boomkronen, met name tijdens het broedseizoen. De appelvink komt alleen op de grond om te drinken of, in het najaar en de winter, zich te voeden met gevallen zaden. Hierbij blijft hij altijd in de buurt van bomen. 

De appelvink leeft solitair, in paren of in kleine groepen.  Het grootste deel van het jaar bewaakt hij een groot territorium. Wanneer hij nestlingen te voeden heeft, verdedigt hij slechts een klein gedeelte rond het nest. Tijdens het eten en drinken is de appelvink tamelijk agressief en dominant, zowel tegenover soortgenoten als andere vogels, ongeacht het formaat.

Voortbeweging

Bestand:Appelvink op grasveld-4714644.webm

Foeragerende appelvink op Texel, Nederland

De vlucht van de appelvink is snel en golvend. Hij vliegt meestal hoog, tot op een hoogte van tweehonderd meter. Een korte afstand legt de appelvink meestal in een rechte lijn af. De weinige keren dat de appelvink op de grond komt, heeft hij gewoonlijk een opgerichte, waakzame houding. Hier verplaatst hij zich met krachtige sprongetjes of met een waggelende tred

Voedsel

De appelvink foerageert vaak alleen, maar soms ook in groepen, met name in de winter. Het voedsel bestaat voornamelijk uit harde boomzaden en pitten van steenvruchten. Met zijn krachtige en gespierde snavel kan de appelvink een druk van 25 tot 40 kilogram genereren,   genoeg om kersen- en pruimenpitten te kraken Verder bestaat het voedsel uit dennenzadenbessen en beukennoten. Soms voedt de appelvink zich met rupsen of insecten, welke laatste hij ook soms in de vlucht vangt.

Voortplanting en ontwikkeling

De broedperiode van de appelvink valt in de periode tussen eind maart en half augustus. De precieze periode verschilt per regio en is ook afhankelijk van de temperatuur in de lente. Appelvinken in het zuidwesten van Europa broeden bijvoorbeeld eerder dan die in het noordoosten.  Normaal gesproken brengt de appelvink in een broedseizoen niet meer dan één legsel groot.

Balts

Aan het begin van de broedperiode vormen appelvinken monogame koppels. Sommige vogels kiezen dezelfde partner als het voorgaande jaar. De appelvink kent verscheidene baltsrituelen. Beide vogels staan bijvoorbeeld tegenover elkaar en strekken zich uit om elkaars snavel aan te raken. Wanneer een mannetje zich aan het vrouwtje vertoont, strekt hij zich uit, zet de veren van zijn kop, nek en borst uit en laat zijn vleugels naar voren hangen. Vervolgens maakt hij een diepe buiging. Ook toont hij vaak zijn witte vleugelbanen door een vleugel uit te spreiden en schuin naar voren te buigen.

Nestbouw

Na de paarvorming kiest het appelvinkmannetje een geschikte plek voor het nest en begint met bouwen  De eerste paar dagen neemt het mannetje de nestbouw voor zijn rekening, waarna het vrouwtje het overneemt. 

Het nest bevindt zich gewoonlijk hoog in een boom, maar kan ook in een struik worden gebouwd. De appelvink lijk een voorkeur voor haagbeuken te hebben. Het nest wordt op een horizontale tak gebouwd, dicht tegen de stam, maar makkelijk bereikbaar vanuit de lucht. De basis van het slordig ogende nest bestaat uit enkele takken. De ondiepe binnenzijde is bekleed met wortels, grassprieten en mos. 

Broedsel

De eieren zijn bedekt met onregelmatige vlekken

De eieren worden doorgaans vroeg in de morgen gelegd, met intervallen van een dag.  Een broedsel bestaat gewoonlijk uit vier of vijf eieren, maar dit aantal kan variëren van twee tot zeven. De kleur kan sterk verschillen. Het ei kan een bruingele, grijsgroene of lichtblauwe grondkleur hebben en is bedekt met paarsbruine en lichtgrijze onregelmatige vlekken.  Het formaat van het ei kan sterk variëren; de gemiddelde grootte is 2,4 bij 1,8 centimeter.

De eieren worden in elf tot dertien dagen door het vrouwtje uitgebroed. De nestlingen krijgen zaden en rupsen te eten. Aanvankelijk brengt het mannetje het voedsel naar het vrouwtje op het nest, die op haar beurt de kuikens voert. Later, wanneer de kuikens groter zijn, worden ze zonder tussenkomst door beide ouders gevoerd.Tot het moment dat de jongen uitvliegen, worden hun uitwerpselzakjes door de ouders verwijderd.

Na twaalf tot veertien dagen vliegen de jongen uit. Na ongeveer een maand zijn ze zelfstandig. Normaal gesproken zal een jonge appelvink het volgende broedseizoen voor het eerst zelf broeden. De hoogst gemeten leeftijd van geringde appelvink bedroeg in 2010 twaalf jaar en zeven maanden.

Bron Wikipedia

Beoordelingen

Er zijn nog geen beoordelingen.

Wees de eerste om “Appelvink | Leefwijze | Voortplanting | Voedsel | Habitat 1” te beoordelen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

U kunt deze pagina niet kopiëren.